dinsdag 2 september 2014

Ciao

Begin jaren tachtig werden we collega's. Ik had met jou mijn tweede sollicitatiegesprek. De klik was er meteen. Je was humoristisch, charismatisch en slim. Ik vond je eruit zien als een combinatie van Johnny Kraaijkamp sr. en Piet Bambergen.

Jij verkocht woningen en ik zat aan de balie. In het Almere van de jaren tachtig werden voornamelijk nieuwbouwwoningen verkocht.
Die tijd met jou was de leukste tijd uit mijn carriere, we deelden lief, leed en vooral lol.

Om de spreektafels stonden schotten, vanaf mijn balie kon ik jouw gesprekken volgen.

Ik hoorde een klant vragen: "Weet u al wat voor kleur gevelsteen we krijgen, rood of wit?".
Jij had geen notie dus je zei stralend: "Oh ja, dat is die bekende nuance tussen rood en wit in".

Een onzinnig antwoord, maar jij keek de mensen zo trouwhartig aan met je blauwe ogen dat ze, helemaal gelukkig, zeiden : Oh, mooi".

We hebben een paar maanden lang onze zaterdagen doorgebracht in een bouwkeet in de Waterwijk. Jij banjerde gezellig met klanten over het bouwterrein. "Daar komen toch geen flats hè?" vroeg een verontrustte kandidaat-koper. "Welnee man, daar komt gestapelde laagbouw". En verdomd, de klant was tevreden en kocht het huis.

Met de herinneringen aan onze tijd samen zou ik een boek, wat zeg ik, een trilogie kunnen vullen.

Zoals aan alles kwam ook aan onze samenwerking een eind. Maar we hielden contact. Als er iets was, belde ik jou en jij mij. Onze gesprekken, hoe zwaar ook, eindigden altijd met een lach.

Je bent er niet meer, je werd ziek, erg ziek. Vlak voor je overlijden ben ik bij je geweest,  we hebben zwijgend hand in hand gezeten. We hoefden niets te zeggen, we begrepen elkaar zo ook wel. Ik heb je een zoen op je voorhoofd gegeven . "Ciao Mar" waren je laatste woorden.

Een paar dagen later stierf je vroeg in de ochtend. Ik werd vroeg wakker en zat op de bank, die ochtend. Ik wist dat er een SMSje zou zijn en keek op mijn telefoon. Je was er niet meer. Achteraf bleek dat ik wakker werd op het moment dat jij onregelmatig ging ademen en dat ik mijn telefoon pakte toen jij stierf.

Je bent er niet meer, maar je bent niet weg. Soms loop je een stukje met me mee. Soms, als het leven moeilijk is, verschijn je in mijn dromen. Dan word ik altijd lachend wakker.

Soms als er iets gebeurt, is mijn eerste impuls jou te bellen. Je mobiele nummer staat nog in mijn telefoon met je foto erbij. Ik kijk er wel eens naar, maar ik bel je niet. Je zult niet opnemen. En stel je voor dat je dat wel doet, dan bel ik vast ongelegen. Ik hoor je al zeggen :"Martha, nou even niet hoor, ik ben net een lekker wijf met vleugels aan het versieren" of "Mar, je hoort nog van me, ik moet nu met Petrus de dossiers doornemen".

Dat deden wij vroeger onder het bureau, de dossiers doornemen, weet je nog?. Dan hadden we even rust. Wij vonden dat niet raar en onze collega's ook niet meer.

Ik zou je willen bellen om te zeggen dat Ee(zie Ee) binnenkort komt, met Ee heb je na mij gewerkt en ook voor haar ben je nog niet weg. Je zou willen dat ik Ee een dikke kus van je gaf en dat ga ik doen.

Maar ik bel je dus niet. Dat is ook eigenlijk niet nodig. Je komt regelmatig even langs, op tijden dat het jou uitkomt. Blijf dat doen alsjeblieft, daar word ik altijd zo vrolijk van.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten