zaterdag 16 mei 2015

Ik ben Casper, de labrador

Ik ben een man in de bloei van zijn leven. Ik weet wat ik wil en weet hoe ik moet krijgen wat ik wil.
In mijn huis woon ik samen met Carlie, mijn medehond en met mijn twee mensen. Mijn manmens is voor de uitlaatrondes, mijn vrouwmens is voor de catering en samen zijn ze voor de lange wandelingen en de knuffels, En ze moeten natuurlijk met ons mee als we naar de dokter moeten.

Carlie en ik hebben een mand en een kussen en als het erg warm is geef ik mijn mensen opdracht de kamerdeur open te zetten zodat ik in de hal kan liggen. Mijn mensen mogen best wel op mijn bank zitten, tot 9,30 's avonds. Ik ben een ochtendhond en omstreeks die tijd wil ik slapen. Dus dan moeten mijn mensen maar op hun eigen stoel gaan zitten.

Visite is welkom, maar ik wil wel weten wie we in huis halen. Dus ik begroet ze vriendelijk en besnuffel ze zonder dat ze het merken. Als ze zitten laat ik ze verder met rust. Als ze op mijn bank zitten is dat goed, tot 9.30 's avonds.

Waar ik een hekel aan heb is als er katten in mijn tuin komen. Zelf hebben we geen katten, mijn vrouwmens wil het wel maar mijn manmens houdt het gelukkig tegen. Hij vindt twee honden genoeg en zeker aan mij hebben ze hun voorpoten vol. Daar zorg ik wel voor.

Hier schuin aan de overkant woont een zwart-witte kat die ook wel eens in mijn tuin komt. Bloedlink word ik daarvan. Als we naar de auto lopen, zie ik die kat vaak op straat. Mijn mensen begrijpen niet dat ik hem elke keer moet uitkafferen. De rotkat zit dan gewoon naar me te kijken. Ik zou willen dat mijn mensen me even loslieten zodat ik hem voor eens en altijd kan duidelijk maken dat hij mag lopen maar hij wil maar dat mijn tuin privé terrein is en verboden voor onbevoegden.

Vanmorgen heel vroeg, eigenlijk nog nacht, werd ik wakker van een raar geluid, Ik keek uit het raam en daar zat hij: de kat, op mijn tuinpoort.
En ik kon niet naar buiten, Woedend was ik en dat heb ik laten merken ook.
Carlie rende piepend en paniekerig achter mij aan en ik hoorde mijn mensen de trap af rennen.

Ik rende van het raam naar mijn mensen. Ze zijn niet zo snel van begrip maar eindelijk zag mijn vrouwmens waarom ik zo kwaad was.  Ze tikte een paar keer op het raam en weg was de kat.

Gelukkig. Ik vond dat we wel meteen over konden gaan tot de orde van de dag, maar mijn mensen gingen nog even naar bed.

K.kat, eens heb ik hem te pakken, ik ben niet voor niets Supercassie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten