donderdag 13 maart 2014

Goede raad is duur


Gisteren had ik een afspraak met Tineke. Dankzij Tineke ben ik gaan bloggen. Tineke is schrijfster en ik ben hobbyblogger.

Behalve onze liefde voor schrijven delen we wat familie en wij hadden afgesproken in de woonplaats van onze gemeenschappelijke familieleden. Zo konden we onze lunch combineren met familiebezoek.

Om 9.40 nam ik de trein in Almere-Buiten. Herman had de hele treinreis uitgeprint. Dat is handig, hij kent me. Ik ben niet zo richting- en treinreisgevoelig. Ik ga in de trein tegenover een schermpje zitten met mijn lijstje.

Tot mijn grote trots stond ik op de afgesproken tijd op de afgesproken plaats en we zaten al snel aan de koffie in een groot en nagenoeg verlaten restaurant. Het gebrek aan gezelschap vonden wij niet storend, we hadden genoeg te bespreken.

Rechts zag ik het podium waar regelmatig Tineke’s favoriete band speelt. Links aan de overkant van de straat zag ik het Stadhuis waar Tineke was getrouwd en aan de overkant van het tafeltje zat Tineke.

Op een gegeven moment kwam een rollater het restaurant binnen, begeleid door een stevige, oudere dame. Bij gebrek aan een eigen tafelgenoot begon de dame ons gesprek te volgen. Dat geeft niet, ik zit ook wel eens geïnteresseerd te luisteren naar een gesprek tussen onbekenden. Ik luister, ik bemoei me niet met zo’n gesprek. Ik lever wel eens commentaar, maar altijd beschaafd in stilte.

Deze dame had geen last van dit soort remmingen en toen ze het woord “overgang” hoorde vallen, begon ze ons op hoogte te brengen van haar eigen menopauze ervaringen.

Ze had er weinig last van gehad, kan ik jullie melden. En dat kwam omdat ze het druk had, ze had gewoon nooit tijd gehad om zich met dit soort ongemakken bezig te houden. Een of twee opvliegers had ze gehad, maar dat was het dan ook wel. Ze keek mij, om Tineke heen, misprijzend aan. Je zag haar denken:  “twee van die vrouwen, die niets uitvoeren en die gewoon op een doordeweekse woensdag in een restaurant in een schilderachtig dorpje zitten, ze moeten wat gaan doen, dan hebben ze geen tijd om te zeuren”.

Wij probeerden onverstoorbaar ons gesprek voort te zetten en hadden inmiddels de lunch besteld.

Onder het eten praatten we gezellig door, ons gesprek voorzien van commentaar van achter Tineke´s rug.

Op een gegeven moment voelde ik een vreemd object in mijn mond, hard, smakeloos, licht flexibel en best groot. Echt wel gênant,  zo in het direct zicht van Tineke en onze nieuwe vriendin.

Ik moest het object toch kwijt, ik waarschuwde Tineke: “ik ga nu iets heel raars doen” en voila met een verbijsterde Tineke tegenover me, toverde ik,  a la Hans Kazan, een wit stuk plastic tevoorschijn.

“Zat dat in je eten?” vroeg Tineke nog.   Ik wou nog zeggen “nee, ik bewaar plastic bevestigingsmaterialen altijd in mijn mond”, maar ik kon alleen maar lachen. Als ik echt heel erg moet lachen, ga ik piepen. Dat is een raar geluid, maar verder niet verontrustend. “Daar moet je mee naar de dokter” klonk het van achter Tineke, “Dat is niet goed”. Nadat Tineke haar ervan had overtuigd dat het niet nodig was 112 te bellen, wij weer bedaard waren en verder wilden gaan met ons serieuze gesprek, klonk het nog wat venijnig: “je lijkt wel een mobieltje”.

We hadden afgesproken om over boeken en uitgeven te praten, om bij te praten over de rest van het leven.

We gingen als twee serieuze en best wel intelligente vrouwen het restaurant binnen. Het restaurant werd verlaten door een slimme, inmiddels iets minder serieuze vrouw die in gezelschap was van een piepend, plasticvretend mobieltje.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten