Gisteren had ik een afspraak met Tineke. Dankzij Tineke ben
ik gaan bloggen. Tineke is schrijfster en ik ben hobbyblogger.
Behalve onze liefde voor schrijven delen we wat familie en
wij hadden afgesproken in de woonplaats van onze gemeenschappelijke familieleden.
Zo konden we onze lunch combineren met familiebezoek.
Om 9.40 nam ik de trein in Almere-Buiten. Herman had de hele
treinreis uitgeprint. Dat is handig, hij kent me. Ik ben niet zo richting- en
treinreisgevoelig. Ik ga in de trein tegenover een schermpje zitten met mijn lijstje.
Tot mijn grote trots stond ik op de afgesproken tijd op de
afgesproken plaats en we zaten al snel aan de koffie in een groot en nagenoeg
verlaten restaurant. Het gebrek aan gezelschap vonden wij niet storend, we
hadden genoeg te bespreken.
Rechts zag ik het podium waar regelmatig Tineke’s favoriete
band speelt. Links aan de overkant van de straat zag ik het Stadhuis waar
Tineke was getrouwd en aan de overkant van het tafeltje zat Tineke.
Op een gegeven moment kwam een rollater het restaurant
binnen, begeleid door een stevige, oudere dame. Bij gebrek aan een eigen
tafelgenoot begon de dame ons gesprek te volgen. Dat geeft niet, ik zit ook wel
eens geïnteresseerd te luisteren naar een gesprek tussen onbekenden. Ik
luister, ik bemoei me niet met zo’n gesprek. Ik lever wel eens commentaar, maar
altijd beschaafd in stilte.
Deze dame had geen last van dit soort remmingen en toen ze
het woord “overgang” hoorde vallen, begon ze ons op hoogte te brengen van haar
eigen menopauze ervaringen.
Ze had er weinig last van gehad, kan ik jullie melden. En
dat kwam omdat ze het druk had, ze had gewoon nooit tijd gehad om zich met dit
soort ongemakken bezig te houden. Een of twee opvliegers had ze gehad, maar dat
was het dan ook wel. Ze keek mij, om Tineke heen, misprijzend aan. Je zag haar
denken: “twee van die vrouwen, die niets
uitvoeren en die gewoon op een doordeweekse woensdag in een restaurant in een
schilderachtig dorpje zitten, ze moeten wat gaan doen, dan hebben ze geen tijd
om te zeuren”.
Wij probeerden onverstoorbaar ons gesprek voort te zetten en
hadden inmiddels de lunch besteld.
Onder het eten praatten we gezellig door, ons gesprek
voorzien van commentaar van achter Tineke´s rug.
Op een gegeven moment voelde ik een vreemd object in mijn
mond, hard, smakeloos, licht flexibel en best groot. Echt wel gênant, zo in het direct zicht van Tineke en onze
nieuwe vriendin.
Ik moest het object toch kwijt, ik waarschuwde Tineke: “ik
ga nu iets heel raars doen” en voila met een verbijsterde Tineke tegenover me,
toverde ik, a la Hans Kazan, een wit stuk
plastic tevoorschijn.
“Zat dat in je eten?” vroeg Tineke nog. Ik wou nog zeggen “nee, ik bewaar plastic
bevestigingsmaterialen altijd in mijn mond”, maar ik kon alleen maar lachen.
Als ik echt heel erg moet lachen, ga ik piepen. Dat is een raar geluid, maar
verder niet verontrustend. “Daar moet je mee naar de dokter” klonk het van
achter Tineke, “Dat is niet goed”. Nadat Tineke haar ervan had overtuigd dat het
niet nodig was 112 te bellen, wij weer bedaard waren en verder wilden gaan met
ons serieuze gesprek, klonk het nog wat venijnig: “je lijkt wel een mobieltje”.
We hadden afgesproken om over boeken en uitgeven te praten,
om bij te praten over de rest van het leven.
We gingen als twee serieuze en best wel intelligente vrouwen
het restaurant binnen. Het restaurant werd verlaten door een slimme, inmiddels
iets minder serieuze vrouw die in gezelschap was van een piepend,
plasticvretend mobieltje.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten