Bij het opruimen van mijn bureau kwam ik een huurcontract tegen.
In 1974 heb ik een woninkje gehuurd in de Czaar Peterstraat in Amsterdam. De
huur was fl. 47, - per maand. Met het huurcontract in mijn handen was ik opeens
terug in een heel ander deel van mijn leven.
Ik heb een aantal jaren in de Czaar Peterstraat gewoond, volgens
mij nummer 143. Vrij ver achteraan vlak bij het Oostelijk Havengebied. Ik
woonde op 3 hoog en de woning bestond uit een grote kamer, een toilet en een minuscuul
keukentje. Als ik eters had zette ik bij gebrek aan aanrechtruimte de strijkplank voor de keuken.
Het was een super gezellige buurt, in de straat zat een zelfbedieningskruideniertje (van Jan en Atie) een sigarenwinkel (Ome Willem) en verder
hadden we de gewone winkels (groenteman, slager en bakker) en een stomerij, een
chinees en een wasserette. In die tijd ging je gewoon boodschappen doen, van
winkel naar winkel. In de Czaar Peter hadden we geen supermarkt. Ik ging elke
zaterdag van winkel naar winkel en op maandagavond zaten we met zijn allen
sociaal te zijn bij de wasserette. Niemand had ruimte voor een wasmachine.
We hadden ook geen balkons en ’s zomers zat iedereen op een
keukenstoeltje voor de voordeur. Zo gezellig, als ik van mijn werk kwam stapte
ik aan het begin van de straat uit de tram en aangeschoten beklom ik een uur of
drie later de smalle trappen naar mijn bescheiden woninkje.
’s Morgens was ik in vijf minuten de straat uit en bij de tramhalte, twintig minuten later was ik op mijn werk.
Ik ben in die tijd een paar jaar ambtenaar geweest. Ik werkte bij
het Gemeente Energie Bedrijf in de Tesselschadestraat.
Ik vergeet nooit de eerste keer dat ik de afdeling Debiteuren
betrad. Ik heb er nog wel eens een nachtmerrie over.
Het was een enorme zaal, met aldoor twee stoffige, ijzeren bureaus
naast elkaar. Op elk bureau stond een soort kooi met ladekastjes.
Amsterdam was energietechnisch verdeeld in rayons, alle rayons
hadden een A-en een B sectie.
Het was de afdeling debiteuren, in de A-kaartenbakken zaten de
mensen die 1 herinnering hadden gehad, in de B-bakken waren de
betalingsproblemen ernstiger.
Ik werd in een klein hokje achteraf gezet met twee heren, Fred en
Henk. Fred, Henk en ik waren voor de bijzondere gevallen.
Vanaf mijn bureau overzag ik de hele afdeling vol verveeld
kijkende mannen, die aldoor kaartjes uit-en in de bakjes deden. Hier en daar
stonden clubjes mensen te praten.
Ik moest op de hele afdeling, aan de hand van lange lijsten,
kaartjes verzamelen en daarna moest ik op die lijsten vinkjes zetten.
Toen ik wist wat van me verwacht werd was ik meestal om 11.00 uur
klaar met mijn dagtaak.
Henk en Fred maakten me snel duidelijk dat hard werken geen common
use was op de afdeling bijzondere gevallen van debiteuren. Na het onderdeel
afvinken moest ik mijn bevindingen noteren in een enorm boek dat op een centrale
plaats op de afdeling lag. Omdat iedereen dit boek gebruikte heette het “de
lellebel”.
Op verzoek van Fred en Henk ging ik de volgende dag ontspannen op
kaartjesstrooptocht over de afdeling, ik begon al doende mijn collega-ambtenaren wat
beter te leren kennen.
Om 12 uur ging een harde bel. Dit was het sein tot actie, overal
sprongen mannen op, verschoven wat tafels en binnen kortste keren zat de hele
zooi te klaverjassen. Om 12.30 ging de bel weer, tafels werden teruggeschoven
en hopla, daar zaten ze weer verveeld achter hun bureautje.
Ik moest even wennen maar na een week wist ik niet beter.
Ze hadden ook allemaal bijnamen voor elkaar. De meeste weet ik
niet meer, sommige vergeet ik nooit. Er was bijvoorbeeld een lesbische dame
zonder gebit (er werkten 3 vrouwen tegenover 40 mannen) deze dame was bekend
onder de naam “Monatoetje”.
In Amsterdam gingen wel eens mensen op stel en sprong verhuizen, dan moesten er op zeer korte termijn meterstanden opgenomen worden. Voor deze spoedklussen was een speciale ambtenaar aangesteld. Een Surinaamse man. Hij stond algemeen bekend als de "spoednik". Hij had daar geen last van, hij meldde zich zo zelfs aan de telefoon.
In Amsterdam gingen wel eens mensen op stel en sprong verhuizen, dan moesten er op zeer korte termijn meterstanden opgenomen worden. Voor deze spoedklussen was een speciale ambtenaar aangesteld. Een Surinaamse man. Hij stond algemeen bekend als de "spoednik". Hij had daar geen last van, hij meldde zich zo zelfs aan de telefoon.
Er waren ook 3 mannen die allemaal de achternaam Meijer hadden.
Nee, ze waren geen familie van elkaar. Omdat de mannen elkaar allemaal bij de
achternaam noemden was dat erg onhandig, maar daar hadden de ambtenaren het
volgende op gevonden:
Co Meijer, die praatte nogal veel, dat was lulmeijer. Theo Meijer
was overtuigd en duidelijk homo, die werd pootmeijer genoemd. En als laatste
was er Klaas Meijer, Klaas had een enorme neus en die werd aangeduid als, ja goedzo, als neusmeijer.
Vanaf 4 uur ´s middags verdrongen we ons bij de prikklok (ook iets
bijzonders waar ik aan wennen moest), dan stapte ik op de tram en was ´s winters
vroeg in mijn kleine maar heerlijke huisje en ´s zomers ging ik van keukenstoel
naar keukenstoel, dronk hier een biertje en daar een wijntje en had overal lol.
Eens in de week verzamelde alle vrijgezellen zich bij de Chinees,
de dikke Hollandse vrouw van de Chinees deed de bediening. Ze schopte al snel
haar schoenen uit en schommelde tussen de tafeltjes heen en weer. Iedereen zat
bij iedereen aan tafel, we kenden elkaar allemaal.
Wat een mooie herinnering, ik was nog geen 25, verdiende goed bij
het GEB (toen keken ze alleen naar je opleiding, je prestaties deden er niet
toe) en ik had allemaal gezellige Amsterdamse buren, een leuk woninkje en een
huurtje van fl. 47.-.
Ik was een vrije meid en had regelmatig een leuk vriendje, geen
knellende banden, alleen plezier. Hier ga ik niet verder op in, straks denken jullie nog dat ik de lellebel was.
Ik ben aan het opruimen, maar het huurcontract bewaar ik, wat een
mooie tijd was dat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten